Uiterlijk
Rijstmeelkevers zijn ca. 4 à 5 mm lang, slank van vorm en bruin tot roodbruin van kleur. De antennes van rijstmeelkevers zijn aan het uiteinde knotsvormig. De larven van rijstmeelkevers zijn tot 8 mm lang, slank van bouw en geelbruin van kleur.
Leefwijze
De eitjes van rijstmeelkevers worden los afgezet op voedingsmiddelen (veelal bestaande uit fijne deeltjes zoals meel). De eitjes komen na ca. 7 dagen uit. De larven van rijstmeel kevers zijn actief en groeien via 7-8 vervellingen naar het popstadium. De poppen liggen los in het voedsel; verkleuren van geel naar donkerbruin totdat uit rijstmeelkevers uit verschijnen. Vrouwelijke rijstmeelkevers kunnen in een periode van maanden tot ca. 450 eitjes leggen. De ontwikkelingsduur wordt sterk door de temperatuur beïnvloedt. Bij 22°C is de duur ca. 3 maanden; bij 27°C ca. 40 dagen; bij 32°C ca. 28 dagen. Bij temperaturen onder de 18°C staat iedere ontwikkeling stil. Bij 15°C of lager sterven de larven van rijstmeelkevers na ca. 50 dagen en rijstmeelkevers zelf na ca. 25 dagen. Bij temperatuur onder 0°C sterven alle ontwikkelingsstadia van rijstmeelkevers binnen 2 weken. In verwarmde ruimten (ca. 20° C) treden 3-4 generaties per jaar op. De kevers hebben (afhankelijk van de temperatuur) een levensduur van tenminste 1 jaar.
Algemene Informatie
Rijstmeelkevers komen in de wereld zeer algemeen voor. Sterk verwante soorten zijn 'kastanjebruine rijstmeelkevers' (Tribolium castaneum Herbst) en de minder algemene 'grote rijstmeelkevers' (Tribolium destructor Uijtt). Rijstmeelkevers zijn z.g. secondaire beschadigers, die zich voeden met verkleinde (plantaardige) producten. Rijstmeelkevers komen voornamelijk in deeltjes van granen, zoals meel, voor.
Wering
Door een goede en regelmatige inspectie van binnenkomende grondstoffen of producten (en met name retourgoederen) kan men de aanwezigheid van deze kevers vaststellen. In de productie- en opslagruimten dient men zeer veelvuldig en grondig schoon te maken, waarbij ook moeilijk bereikbare plaatsen (binnen in machines) meegenomen dienen te worden. Door (indien mogelijk) een koele, droge en kortdurende opslag van grondstoffen en eindproducten zal de kans op een eventuele besmetting vrijwel nihil zijn.